Als het kleurenpalet van een afbeelding kleiner wordt gemaakt dan doet zich
het probleem voor met de kleuren die niet langer op het palet voorkomen. Wat
gebeurt er met de betreffende pixels? Als niets ondernomen wordt dan zullen
de pixels ingevuld worden met de meest nabije kleur die dus de oorspronkelijke
kleur het best benaderd. Dit wordt Nearest Color of ook wel Banding
genoemd. Vooral bij zachte kleurovergangen zullen, als storend ervaren, harde
overgangen ontstaan.
Een manier om hieraan te ontkomen is dithering, waarbij de naast elkaar liggende
pixels verschillende kleuren krijgen om het oog en de menselijke waarneming
om de tuin te leiden. Op deze manier worden kleuren gesimuleerd die er in feite
niet zijn. Er worden dus quasi mengkleuren gegenereerd. Hierbij bestaat een
grote kans dat er een regelmatig patroon ontstaat, maar dit kan verbetrerd worden
door diffusion in te schakelen.
Computerafbeeldingen zien er bij de weergave op een monitor altijd hoekig uit - de pixel structuur is altijd zichtbaar. Om gladde overgangen te krijgen werd de procedure antialiasing ingevoerd. Veel afbeeldingen zien er met antialiasing zachter en harmonieuzer uit omdat de overgang met de achtergrond wat verzacht wordt. In de regel wordt hiervoor een penseel of airbrush gebruikt, die een paar pixels groot is en een zachte verwaaide rand tekent. Bij andere functies zoals tekst en tekengereedschappen kan antialiasing ingeschakeld worden via dialoog- of paletopties.
Behalve de duidelijke voordelen zijn er echter ook een paar nadelen: